Voorgeslacht van Jacob Dircks (1738 - 1801) in Jever, circa 1570 - 1750.

Jacob Dircks is de Nederlandse stamvader van de familie Backer en Backer Dirks. Hij is circa 1760 afkomstig uit Jever in Oost Friesland van een familie die vele generaties "Meister Bäcker" waren.


Geschiedenis van Jever

A drawing of Jever in 1671. Click to see a larger picture Het Jeverland is al voor de middeleeuwen een marktplaats voor de handel geweest, maar Jever heeft pas in l536 stadsrechten gekregen en dat alleen om strategische redenen.

The Church and market place of Jever in 1834. Click to see a larger picture

Oost Friesland werd in de late middeleeuwen geregeerd door "Hoofdmannen" de plaatselijke leiders die oorspronkelijk verkozen werden, maar later erfelijk de macht uitoefenden. Voortdurend vochten ze met elkaar, om hun macht te vergroten. De Hoofdman van Jever, Edo Wiemkens, begon in 1400 een burgt te bouwen met wallen en een gracht. The Town Hall in Jever. Click to see a larger picture Hij was voornamelijk in strijd met het geslacht Cirksena, dat probeerde ook het Jeverland in hun macht te krijgen. Jever werd hierdoor vele malen vervoest en verbrand, de laatste malen waren 1517 en 1532. In 1536 besloot Maria van Jever, die toen regeede, om haar kasteel beter te kunnen verdedigen, een stad met wallen, grachten en poorten om het kasteel te bouwen. Een deel van de sterk verspreid levende landelijke bevolking moesten hun huizen opbowen in dit gebied, om de oude kerk heen. Er waren toen ongeveer 1100 inwoners en 200 soldaten in Jever. De bewoners moesten voor de wallen zorgen en het voedsel voor de soldaten leveren, maar waren daardoor van de meeste andere belastingen vrij gesteld. Jever is daarna nooit meer aangevallen. Ook tijdens de 30-jarige oorlog, 100 jaar later, wisten de graven van Oldenburg, die toen in Jever regeerden, neutraliteite bewaren, hoewel er verder in Oost Friesland veel gevochten en verwoest werd.

In de 18de eeuw was de economische toestand in Jever niet zeer rooskleurig en daarom oefende de vrijheid en welvaart in het zo nabije Holland een grote aantrekkingskracht uit.


Johan Jacobsz Kuchenbecker

Johan Jacobsz Kuchenbecker is de oudste voorvader van Jacob Dircks die te vinden was.

Van hem zijn niet veel gegevens bekend, behalve twee documenten van de burgemeesters en raad van de stad Emden aan de burgemeesters en raad van Jever, om te zeggen, dat Johan nog een schuld voor geleverde goederen heeft aan de erven van Berent Christoffers.- "The evil that men do lives after them, the good is oft interred with their bones"

Johan is omstreeks 1570 geboren en zijn vrouw heet Anna. Er zijn alleen twee kinderen van hen bekend, Jacob en Dirk Johanssen Kuchenbecker en beiden zijn later, naast hun normale werk, met diakonisch werk belast.

De naam Kuchenbecker bestond zeer waarschijnlijk al als familienaam, want er leefde ook een Evert Dammann Kuchenbecker en in 1712 bestaat de naam nog in Jever.


Jacob Johanssen Kuchenbecker (ca. 1603-1662)

Jacob wordt steeds vermeld als "Burger, Bäcker und Armenvorsteher in Jever ". Hij is vermoedelijk tussen 1600 en 1605 geboren. Wanneer en met wie hij getrouwd is, is niet bekend. 15 Maart 1662 wordt hij begraven.

De verzorging van alle armen, ongeacht hun religie, was in het gebied van Jever de taak van de kerkelijke gemeente, de Kerspel. De hiervoor verantwoordelijke persoon was de "Armenvorsteher". Jacob was dit voor het stadsgebied van Jever.

In Jever was een "Gasthaus" een tenuis voor 10 tot 20 armen. Er waren ook ongeveer 40 armen, die thuis verzorgd werden. In het begin van de 17de eeuw bleek een "Kleines Gasthaus" ook nog nodig te zijn, maar in 1641 werd het weer verkocht door Jacob Johanssen, toen Armenvorsteher in Jever.

Oorspronkelijk was de financiele hulp van de kerk en van verschillende andere organisaties voldoende voor de armenzorg. Toen dit, vermoedelijk door de hogere kosten niet meer voldoende was, stelde de magistraat 12 personen aan, die iedere Zaterdag huis aan huis geld moesten verzamelen, het zogenaamde "Buchsengeld". Later was ook dit niet meer voldoende en daarom werd in 1723 een boek aangelegd, waarin alle bewoners van Jever hun naam en het bedrag moesten opgeven, dat zij voortaan wekelijks zouden bijdragen. Behalve dit Büchsengeld werd ook veel in natura gegeven, 104 zijden spek en 26 ton rogge.

Vele van de door Jacob Johanssen keurig verzorgde jaarlijkse afrekeningen van het Büchsengeld en van het Kleine Gasthaus, maar ook de verkoopsakte van het Kleine Gasthaus zijn bewaard gebleven in het archief van Oldenburg. Bij deze en ook andere documenten valt op, dat Jacob niet alleen het toen gebruikelijke duitse schrift, maar ook woorden en zinnen in het Latijn, met latijns schrift schrijft. Hij had ongetwijfeld een opleiding aan de Latijnse school in Jever genoten. Verder blijkt uit verschillende protokollen van rechtzaken, dat het wel duidelijk is, dat Jacob zeer koppig* was.

Jacob had 11 kinderern. Van het 9de kind, Dirck Jacobs, gedoopt Dirick Jacobs op 25 Jan 1643, stamt de nederlandse tak af. Als Jacob in 1662 sterft, leven nog maar 6 van de 11 kinderen. De drie oudsten, Johan, Anna en Detmar zijn dan al getrouwd, maar de drie jongsten, Gerdt, Dirck en Margaretha niet. Er wordt daarom een protocol voor de Burgemeesters en de Raad van Jever opgemaakt, waarin wordt vastgelegd, dat van de erfenis eerst een geldbedrag moet worden afgezonderd voor een bruidschat voor deze kinderen en daarna kan de erfenis pas verdeeld worden.

* - koppig - eigenzinnig; stijfhoofdig; eigenwijs. Een karaktertrek dat niet erfelijk is.


Dirck Jacobs (1643-?)

Dirck Jacobs, gedoopt Dirick Jacobs op 25 Jan 1643, was ook bakker in Jever. Hij trouwt in 1663 met Metke Henrichs, een jaar na het overlijden van zijn vader en het opmaken van net kontrakt over de bruidschat. Zij krijgen 13 kinderen, maar ten minste 6 van hen sterven als babies. Met het 13 kind, Jacob, gedoopt 14 Dec 1688 gaat onze stamboom verder.

De familienaam Dirks is ontstaan uit de voornaam van deze persoon: Dirick zoals hij gedoopt werd en Dirck, zoals hij het later zelf schrijft.


Jacob Dircks (1688-?)

Zoals zijn vader en zijn grootvader wordt ook Jacob Dircks bakker in Jever. In 1711, als hij 22 jaar is, trouwt Jacob Ancke Hinrichs, vermoedelijk een nicht van zijn moeder's zijde. Zij hebben 6 kinderen. Als zij sterft trouwt hij enkele jaren later in 1728 in Loppelt met Rünwe Margarethe Popken, een meisje uit Goedenschen. Margarethe sterft vermoedelijk bij de geboorte van haar vierde kind. Niet lang daarna, in 1736, trouwt Jacob voor de derde keer. Deze vrouw heet Margarethe Meins. In dit huwelijk worden nog 5 kinderen geboren. Jacob heeft dus 15 kinderen. Het 12de kind van Jacob wordt geboren in 1738 en wordt ook Jacob gedoopt. Het is het tweede kind van Margarethe Meins en dit is de persoon, die later naar Nederland vertrekt en een bakkerij in Amsterdam koopt. Als Margarethe en Jacob trouwen is de vader van haar, Dirk Meins, al gestorven, maar hij heeft wel voor haar bruidschat gezorgd. Een protocol geeft hiervan een volledige beschrijving en bevat een nauwkeurige opsomming van alle kledingsstukken en het linnengoed, die een normale burger toen meekreeg in het huwelijk. Deze officiele beschrijving van de bruidschat werd dikwijls opgemaakt en een kopie van het protocol werd bewaard door de burgemeesters en raad van Jever. Het belang hiervan was, dat bij het overlijden van de echtgenoot deze dingen haar eigendom bleven en niet in de erfboedel werd opgedeeld. Daar haar man niet meer zo jong was en al 10 kinderen had, zal haar voogd haar op deze wijze hebben willen beschermen.
Click hier om de volledige bruidschat van Margarethe Meins te lezen

Er was vermoedelijk nog een andere reden, waarom haar voogd zich zorgen maakte, want de financiele toestand van Jacob was niet zo gezond Jarenlang werd over een faillicement verhandeld en pas in 1729 werd de zaak gesloten Jacob zal dus wel niet rijk geworden zijn en vermoedelijk ook een oorzaak, dat zijn zoon naar Nederland kwam in de hoop op een betere toekomst.